Helmuth Plessner
Bij de oprichting van het Sociologisch Instituut in 1938 kreeg Plessner een benoeming als bijzonder hoogleraar sociologie. Na de Duitse inval kon hij aanvankelijk doorwerken; later dook hij onder in Utrecht en Amsterdam. Na de oorlog keerde hij terug naar Groningen als hoogleraar filosofie. In 1951 gaf hij gehoor aan de roep uit de Duitse academische wereld om voor de wederopbouw terug te keren. Hij werd hoogleraar sociologie in Göttingen en bekleedde belangrijke bestuursfuncties. Na zijn emeritaat was hij gasthoogleraar in New York en Zürich.
In Nederland enigszins vergeten, is Plessner in het na-oorlogse Duitsland een grote naam gebleven. Dat dankt Plessner vooral aan zijn boek Die verspätete Nation (1959), een boek dat bijvoorbeeld door de huidige Duitse president Jachim Gauck nog steeds wordt gezien als inspiratie voor de missie van de Bondsrepubliek Duitsland. Plessner beargumenteert erin dat democratische instituties zich in Duitsland pas laat en zeer moeizaam hebben ontwikkeld door een vertraagd proces van natievorming. Hierdoor werd Duitsland kwetsbaar voor het fascisme.
Plessner is tegenwoordig in academische kring vooral nog bekend om zijn filosofische antropologie. In vergelijking met andere wezens beschikt de mens over ‘excentrische positionaliteit’, ofwel het vermogen over zichzelf na te denken. In zijn filosofische antropologie heeft Plessner deze positionaliteit gefundeerd, in zijn meer sociologische werk heeft hij onderzocht hoe maatschappelijke condities deze positionaliteit beïnvloeden.
In de Nederlandse sociologie was Plessner een passant. Hij is slechts kort in Groningen werkzaam geweest en heeft in Nederland voornamelijk school gemaakt onder filosofen (onder meer L.W. Nauta, J. Glastra van Loon en R.F. Beerling). Zijn invloed op de Nederlandse sociologie was desondanks belangrijk, omdat hij een verbinding vormde tussen de nog jonge Nederlandse sociologie en de grote Duitse sociologen en filosofen, de grondleggers van het vakgebied.