Johan Goudsblom
Goudsblom werd geboren in 1932 in Bergen (Noord-Holland). Hij studeerde sociale psychologie en promoveerde in 1960 hij cum laude bij den Hollander op de studie Nihilisme en cultuur.
“Hebben wij niet als leden van een geciviliseerde samenleving geleerd dat we bereid moeten zijn de redenen voor ons handelen ter discussie te stellen en te onderzoeken, en blijkt tegelijkertijd niet telkens weer dat geen enkel argument […] uiteindelijk tegen een kritisch onderzoek bestand is?”
Waar komt dat nihilisme vandaan? Goudsblom liet zien dat nihilisme, tot spectaculaire wasdom gekomen bij Nietzsche, wortels heeft in de Griekse oudheid. Goudsbloms eigen antwoord was:
“Het waarheidsgebod vormt geen aansporing om niets te doen; wel om bij wat men doet consciëntieus te onderzoeken of dit inderdaad het beste is – het stelt als opdracht een maximum aan zekerheid te verwerven, met inachtneming van alle beschikbare intellectuele reserves.”
Spanning tussen zekerheid en reserve karakteriseert Goudsbloms intellectuele habitus. Ze stelde hem in staat om een gedistancieerd, leerzaam en nog steeds lezenswaard boek te schijven over de Nederlandse samenleving: Dutch Society (1967). Goudsbloms kennismaking met het werk van Norbert Elias opende een niet-nihilistisch perspectief van waaruit hij de toenmalige mainstream sociologie de maat kon nemen. Dat resulteerde in Balans van de sociologie / Sociology in the Balance (1974 / 1977) – een leerboek, een kritisch essay en een pleidooi voor een historisch-sociologisch perspectief in de sociologie. In Balans van de sociologie formuleerde Goudsblom tevens de bekend geworden eisen van precisie, systematiek, reikwijdte en relevantie, te stellen aan sociologisch werk.
Goudsblom heeft het gedachtengoed van Elias helpen verbreiden. De Swaan heeft erop gewezen dat Goudsblom in dezelfde beweging zijn eigen denkbeelden kon ontwikkelen. “In de indirecte rede vond Goudsblom zijn eigen stem.” Vuur en beschaving / Fire and Civilization (1992) verdiepte Elias’ tijdsperspectief enorm. Tegelijkertijd werd het menselijk samenleven in een breed socio-ecologisch perspectief gezet. Vruchtbare inspiraties opgedaan aan de wereldhistorici McNeill en Christian klonken mee. Mappae Mundi (2002, geschreven samen met Bert de Vries en anderen) zette de historische en ecologische blikverwijding krachtig voort. Het boek eindigt met een speculatie over een nieuw, socio-ecologisch regiem dat de complexe interdependenties tussen mensen en de rest van de natuur op een meer duurzame manier zal moeten ordenen dan het industriële regiem dat doet.
In zijn recente werk ontwikkelt Goudsblom een faseologie: een leer van kritieke overgangen binnen langlopende ontwikkelingen. Inspiratie daarvoor doet Goudsblom onder meer op bij Auguste Comte. Een groter contrast dan tussen de geëxalteerde schrijver Comte en de ingehouden stilist Goudsblom is moeilijk voor te stellen. Wilterdink heeft Goudsblom eens gekarakteriseerd als “de Mondriaan van de Nederlandse sociologie.” Zo krijgt wat de moeite waard blijft in het werk van Comte een nieuw en beter leven in het werk van Goudsblom.