Kees Schuyt
Het unieke aan Schuyt is zijn multidisciplinaire achtergrond. Hij is niet alleen socioloog maar ook jurist. Op het snijvlak van deze twee disciplines is hij een belangrijke grondlegger van de rechtssociologie in Nederland. Dit begon met zijn eerste studie Rechtssociologie, een terreinverkenning (1971), waarvoor hij de Kluwerprijs 1972 voor de sociale wetenschappen ontving. Een jaar later volgde zijn proefschrift Recht, orde en burgerlijke ongehoorzaamheid (1972), (bekroond met de prof. Modderman-prijs 1972 voor de strafrechtswetenschappen). Hij voltooide het manuscript hiervan tijdens een verblijf van een jaar aan de universiteit van Berkeley in Californië. Vernieuwend rechtssociologisch onderzoek deed hij met zijn Nijmeegse medewerkers Kees Groenendijk en Ben Sloot in De weg naar het recht (1976) en Een beroep op de rechter (1978, met Alex Jettinghof en Faas Zwart). Daarnaast publiceerde hij, naast Engelstalige artikelen over genoemde onderzoeken, Recht en samenleving (1981), en Tussen macht en moraal, de plaats van het recht in de verzorgingsstaat (1983).
Kees Schuyt is voor veel sociologen waarschijnlijk nog bekender door zijn onderzoek naar de veranderende verzorgingsstaat. Samen met Jacques van Doorn redigeerde hij De stagnerende verzorgingsstaat (1978), gebaseerd op artikelen uit het door hen opgerichte tijdschrift Beleid en Maatschappij. Dit werd één van de eerste studies waarin de naoorlogse groei van de verzorgingsstaat en de daarbij ontstane afhankelijkheidsrelaties tussen burgers en overheid werden geanalyseerd en bekritiseerd. Andere bekende studies over de verzorgingsstaat zijn De Verdeelde samenleving (o.a. samen met Romke van der Veen) en een studie naar langdurige werkloosheid Een tijd zonder werk (1989) samen met Godfried Engbersen, Frans van Waarden en Jaap Timmer, waarover zij ook in het Engels publiceerden. Zijn artikelen en essays werden gebundeld in Op zoek naar het hart van de verzorgingsstaat (1991) en Tegendraadse werkingen (1995). Ook in zijn afscheidscollege aan de Universiteit van Amsterdam in 2007 stond de verzorgingsstaat centraal, deze keer met aandacht voor de gevolgen van de vergrijzing.
De thema’s in het werk van Schuyt zijn talrijk. Hij schreef in 1997 al over sociale cohesie voordat het een beleidshype werd, maakte met Ed Taverne een prachtig boek over Nederland in de jaren vijftig, en schreef hij een originele, op het Amerikaanse pragmatisme georiënteerde inleiding in de wetenschapsfilosofie voor sociologen Filosofie van de Sociale Wetenschappen (1986). Nieuwe wetenschappelijke artikelen en essays werden gebundeld in: Steunberen van de Samenleving (2006) en Over het recht om ‘wij’ te zeggen (2010). Schuyt wees op het belang van democratische deugden in zijn Cleveringa-oratie in 2006. In 2010 schreef hij een biografie van de schrijver-dichter, verzetsman en criminoloog J.B. Charles/ W.H. Nagel. Dit vuistdikke boek werd bekroond met de Boerhaave-biografieprijs 2012. Hij was van 2006 tot 2015 actief als voorzitter van het Landelijke Orgaan Wetenschappelijke Integriteit, dat gevallen van wetenschapsfraude beoordeelt. Dit mondde uit in de studie Tussen fout en fraude,integriteit en oneerlijkheid in het wetenschappelijk onderzoek (2014; Engelse editie 2015).
Naast zijn academische carrière was Schuyt ook een buitengewoon invloedrijk beleidsadviseur in Den Haag, waar hij in twee periodes (1983-1988 en 1998-2004) zitting had in de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Hij schreef onder andere belangrijke rapporten over het voortgezet onderwijs, vergrijzing, de rechtsstaat en waarden en normen. Zijn laatste officiële werkgever was de Raad van State (2005-2012) waar hij lid was van de Afdeling Advisering Wetgeving alsook belast was met rechtspraak als lid van de Afdeling Bestuursrechtspraak (ABRvS).
Schuyt was behalve socioloog, jurist en beleidsadviseur ook een begenadigd columnist. Hij schreef tussen 1989 en 2005 een tweewekelijkse column in de Volkskrant en publiceerde daarnaast opiniërende stukken in onder andere Vrij Nederland en NRC Handelsblad. Het ging over maatschappelijke ontwikkelingen, tolerantie, het onderwijs, de rechtsstaat, vergrijzing en een breed palet aan andere onderwerpen, zoals literatuur en poëzie. Met zijn columns toonde hij zich met recht een publieke socioloog, die inmiddels in Nederland dun gezaaid zijn. Hij ontving in 2006 voor zijn journalistieke en wetenschappelijke werk de H.M. van Praagprijs van het Humanistisch Verbond.
Wie Kees Schuyt kent, weet dat hij heel trots is op zijn lange lijst van promovendi. Bij zijn emeritaat aan de UvA stond de teller op 52, en inmiddels op 55, waarvan 20 later tot hoogleraar werden benoemd, onder wie bekende onderzoekers als Godfried Engbersen, Aafke Komter, Romke van der Veen, Jan Willem Duyvendak, Ruud Koopmans, Marion van San en anderen. Andere promovendi werden UHD of UD en één werd minister van OC en W. Zijn begeleiding kenmerkte zich door sturen op hoofdlijnen, enorme belezenheid en de vrijheid die hij zijn promovendi liet om hun eigen gedachten te vormen. Beroemd zijn de etentjes bij de familie Schuyt thuis die één a twee weken voor de promotie plaatsvonden en als functie hadden om de promovendus op het gemak te stellen voor de belangrijke dag. Deze etentjes typeren de mens Kees Schuyt die altijd beminnelijk is en klaar staat met raad en daad voor wie een beroep op hem doet. In één zin samengevat: Kees Schuyt is een goede socioloog en hij is door en door sociaal.